Haar liefde voor de Tour de France kreeg ze van kleins af aan mee: in zomervakanties trok de familie Vos mee met de tourkaravaan. Tel daarbij op dat Marianne Vos het vrouwenwielrennen wil laten zíén, en zo was het plan voor de vrouwentour geboren. ‘Pas très pratique’, vond de baas van de Tour de France aanvankelijk, maar deze topwielrenster kreeg het toch voor elkaar.
Nee, vijf jaar geleden had ze het waarschijnlijk niet aangedurfd, de Tourdirectie zo op het matje roepen. Want al was het misschien niet helemaal de bedoeling (‘ik wilde niet terechtwijzen, maar gewoon, laten zien hoeveel animo er is voor het vrouwenwielrennen’), daar leek het wel een beetje op. Samen met fietscollega’s Emma Pooley, Kathryn Bertine en Chrissie Wellington zette meervoudig wereldkampioen Marianne Vos een actie op poten om een Tour voor vrouwen van de grond te krijgen. Er was een open brief in verschillende media, een handtekeningenactie online – die al heel snel honderdduizend keer ondertekend werd. Tourbaas Christian Prudhomme reageerde aanvankelijk verbeten: binnen de enorme organisatie die de Tour jaarlijks al met zich meebrengt, was er echt geen mogelijkheid tot een versie voor vrouwen. ‘Pas très pratique,’ deelde hij mee. En daar konden ze het mee doen.
Niet dus, want vorige maand werd bekend dat er wel degelijk een Tour voor vrouwen komt. Of nu ja: een etappe, nog vóór de slotetappe op de Champs-Élysées. Honderden vrouwen denderen deze zomer voor de binnenkomst van de mannen over de kasseien van de Franse hoofdstad. De winnaars krijgen de prijzen niet uitgereikt door kortgerokte rondemissen, maar door mannen. Belangrijk detail: de rondeprijs à 22.500 euro is net zoveel als bij de heren. Een overwinning, al met al, voor het vrouwenwielrennen. En, natuurlijk, voor Marianne Vos. Die de Marraine de la Tour (de beschermvrouwe van het vrouwenwielrennen) wordt.
Jullie zochten heel bewust de media op met jullie actie, in plaats van iets achter de schermen te regelen. Best gewaagd.
‘Ja. Maar juist met zo’n handtekeningenactie konden we laten zien dat er wel degelijk enorm veel animo is voor het vrouwenwielrennen. Vanuit het publiek, bij sponsoren. Het feit dat de petitie heel snel honderdduizend keer ondertekend werd, maakte dat wel duidelijk.’
Maar bij de Tour waren ze er niet direct van gecharmeerd?
‘Nee. Christian Prudhomme was heel stellig: het gebeurt niet. Toch begreep ik dat wel. Wij riepen om een Tour voor vrouwen toen de reguliere Tour volop bezig was. Het is een gigantische organisatie, logistiek, door heel Frankrijk. Het viel ’m rauw op zijn dak. Maar meteen na de Tour lag daar de uitnodiging: kom met ons praten. De tourorganisatie A.S.O had inmiddels ook wel door dat steeds meer vrouwen gaan fietsen, dat dat ook voor hen interessant was. En Prudhomme mocht dan stellig zijn, het is inmiddels wel voor elkaar. En ja, het zal helpen dat er interesse was vanuit sponsoren. Ik mag hopen dat ze bij de A.S.O niet gedacht hebben: ach, we geven die vrouwen ook een wedstrijdje. Ik hoop dat het echt een meerwaarde heeft.’
Het was geen persoonlijke frustratie van Marianne Vos, dat er geen Tour voor vrouwen was – echt niet, bezweert ze. Er zijn meer dan genoeg mooie wedstrijden te rijden voor vrouwen – en over interesse in de sport hebben ze, vooral sinds de Olympische Spelen in Londen van 2012, ook niet echt meer te klagen. Maar toch. Ze wilde het vrouwenwielrennen laten zien. En geen mooier platform dan de Champs-Élysées. ‘Als klein meisje ging ik elk jaar met mijn ouders en broer tien dagen, of twee weken, naar Frankrijk, naar de Tour. Dat was onze hele zomervakantie. We waren onderdeel van de karavaan – trokken van camping naar camping. ’s Ochtends parkeerden we aan de kant van de weg, en maar aanmoedigen. Stokbroodje erbij. Ik vond het fantastisch, het hele circus. De reclamekaravaan die langskwam, handtekeningen scoren van mijn idolen, bidons proberen te vangen. En dan de Champs-Élysées – honderdduizenden mensen die langs de kant staan, de wielrenners die dwars door Parijs scheuren, over de kasseien, al dat publiek. Ja, dat wilde ik ook wel.’
Toen ik begon met fietsen op mijn 6de was het echt een jongensding. Het was bijzonder, zo’n meisje in de wielersport, stoer. Maar dat verandert. De gemiddelde deelname van vrouwen aan toertochten is enorm gestegen: tien jaar geleden deden er nog sporadisch vrouwen mee, nu zit dat gemiddeld op 30 procent. In de grote steden nog iets meer. Toen ik klein was, droomde ik er vooral van om de beste te worden, maar de laatste jaren vind ik het óók mooi om de wielersport toegankelijk te maken voor vrouwen.’
Inmiddels heeft ze alles gewonnen wat er te winnen valt. Olympisch goud, Wereldkampioenschappen, Nederlands Kampioenschappen – in alle fietsdisciplines: op de baan, veldrijden, mountainbike. Immer gesteund door het gezin Vos uit het Brabantse Meeuwen: vader, moeder en broer die met haar meereizen, meedenken, haar belangen behartigen. Op het moment dat ze hoort dat de A.S.O de Tour voor vrouwen heeft goedgekeurd, is ze ook – weer – wereldkampioen geworden. Maar denk niet dat het vanzelf gaat, zo bezwoer ze een journalist eens. ‘Voor de buitenwereld lijkt het misschien dat het me makkelijk afgaat en dat ik overal maar even win. Maar zo is het niet hoor.’
Tegelijkertijd blijft ze bijna ergerlijk bescheiden: het feit dat het in belangrijke mate háár verdienste is dat de Tourmeneren om zijn, vervult haar desgevraagd met ‘een bepaalde’ trots. En dat sponsor Rabobank zich twee jaar geleden wél terugtrok uit het door dopingschandalen geplaagde mannenwielrennen, maar niet bij de dames, vindt ze ook niet op haar conto te schrijven. ‘Rabobank ziet ook de talenten bij het vrouwenwielrennen – in de breedte van de sport. En zij weten: als er in de breedte talenten te vinden zijn, dan is dat ook goed voor de top. Al helpt het natuurlijk, dat er iemand bij zit die een paar keer wereldkampioen is geworden. Dat wel.’
Zo’n actie als vorig jaar, tegen de Tourdirectie. Had je dat vijf jaar geleden gedurfd?
‘Nou, nee. Ik ben van nature vrij introvert en terughoudend. De sport heeft mij echt gevormd wat dat betreft. Ik denk dat het moment kwam tijdens de laatste Olympische Spelen – plots had men in Nederland enorme interesse in mij. Maar tegelijkertijd dacht ik: ze hebben geen idee wie ik ben. Het was een bewuste keuze om meer van mezelf te laten zien.’
Ze zegt: ‘Ik wilde laten zien dat ik geen fietsende machine ben’. En: ‘Een meisje dat alleen maar heel hard kan fietsen zégt niks.’ Dus vertelde ze, stukje bij beetje, meer over zichzelf. In interviews, in televisieprogramma’s. Elders stelt ze: ‘Ik was Marianne op de fiets en de Marianne daarbuiten was een ander persoon: onzeker en onzichtbaar. Van die twee personen besloot ik één persoon te maken. Dat is volgens mij wel goed gelukt.’
Je hebt alles gewonnen wat er te winnen valt. Waar komt die wil om te winnen vandaan?
‘Het zit er in, al van jongs af aan. En het zit ’m niet alleen in het wielrennen – ik heb altijd een enorme competitiedrang gehad. Bij spelletjes op school wilde ik ook altijd de beste zijn. Een bordspelletje doen met mij is niet zoveel aan – ik kan totaal niet tegen mijn verlies. En ik ben heel perfectionistisch. Dat zijn goede eigenschappen voor een topsporter.’
Waar uit dat perfectionisme zich in?
Dat ik altijd alles, echt alles, tot in detail goed wil hebben. Bij de start van een wedstrijd wil ik het gevoel hebben dat ik er écht álles aan heb gedaan. Pas dan kan ik het loslaten en de race rijden. Dus ik wil me nog weleens met details bemoeien – tot het onderhoud van mijn fiets aan toe. Nu hebben we gelukkig heel goede mechaniekers, maar dat moet ook wel. Als je zo’n perfectionist bent als ik, verzamel je mensen om je heen met dezelfde karaktertrekken.’
Werkt het nooit tegen je?
‘Soms. Iets is nooit perfect natuurlijk. Dus dan zoek ik mijn grenzen op, om het maximale eruit te halen. En soms ben ik zó gefocust, dat het bijna obsessief is.’
Wanneer was dat?
Ze aarzelt.
‘Ik denk dat elke topsporter wel een moment kent dat hij bijna obsessief met z’n sport bezig is, dat het verder gaat dan gewone concentratie. Na de Olympische Spelen in Londen, de winter erna, wilde ik alles perfect doen. Een dag minder presteren kon niet, vond ik. Ik wilde álle trainingen doen, alle waarden halen. Toegeven dat het een keertje minder ging, kon ik niet. En dat kun je wel even volhouden. Een week, een maand. Maar uiteindelijk raakte ik ontzettend vermoeid, en moest ik uitkijken dat ik niet overtraind raakte.’
‘En tegelijkertijd; ik heb als topsporter die hang naar perfectie ook nodig. Uiteindelijk is dat het verschil tussen winnen en verliezen.’
Dit interview verscheen eerder in het zomernummer van Opzij, 2014.